Gemeentemuseum Den Haag ontving vorig jaar de prestigieuze Turing Toekenning voor het tentoonstellingsconcept Alexander Calder – De grote ontdekking. Dit project kon daardoor gerealiseerd worden en op 11 februari opent de expositie. Dan is het voor het eerst sinds 1969 dat er een groot overzicht te zien is van de man die in de naoorlogse jaren in Nederland werd beschouwd als de belangrijkste Amerikaanse kunstenaar van die tijd.
Alexander Calder (1898-1976) groeide op in een creatief gezin als zoon van een beeldhouwer en een schilderes. Als kind al maakte hij van de meest uiteenlopende materialen speelgoed, sieraden en kleine sculpturen. Toch volgde hij eerst een opleiding tot werktuigbouwkundig ingenieur voordat hij 1923 alsnog naar de kunstacademie ging.
Tussen 1926 en 1933 woonde Calder in Parijs, op dat moment het hart van de moderne kunst. Hij herdefinieerde de beeldhouwkunst door met metaaldraad figuren en portretten in de ruimte te tekenen. Bekend werd hij ook door zijn complete miniatuurcircus, gemaakt van alledaagse materialen als metaaldraad, hout, leer, kurk en stukjes stof.
Regelmatig trad hij op met dit circus, want alle figuren kon hij op de juiste manier laten bewegen. Koorddansers zwierden, honden sprongen door een hoepeltje en de olifant liep op zijn achterpoten. Ook alles wat Calder nu nog maakt, beweegt. Daardoor wordt deze kunstenaar als een grote vernieuwer gezien.
De Turing Toekenning wordt uitgereikt door de Turing Foundation en is een tweejaarlijkse prijs voor het beste tentoonstellingsplan in Nederland. Aan de toekenning zit een bedrag vast van 450.000 euro.
Alexander Calder – De grote ontdekking, van 11 februari t/m 28 mei in Gemeentemuseum Den Haag
Zie ook: Gemeentemuseum Den Haag wint Turing Toekenning