Het Groninger Museum heeft onlangs twee portretten van leden van de familie Oppenheim aangekocht. Vader en zoon Oppenheim waren succesvolle zakenmannen en behoorden tot de ooit omvangrijke joodse gemeenschap in Groningen. De portretten werden gemaakt door de Groninger schilders Jozef Israëls en Johannes Hinderikus Egenberger.
Het door Israëls geschilderde portret toont Samuel Juda Oppenheim (1785-1873). De koopman handelde in koffie en in kaarsen, bezat aandelen in schepen en was splitter van staatsloten (een splitter verkocht gesplitste staatsloten door). Hij behoorde tot de welvarende Joodse inwoners van Oude Pekela en vervulde diverse bestuursfuncties in de joodse gemeenschap. Samen met zijn vrouw verhuisde hij in 1833 naar de stad Groningen waar hij zijn handelsactiviteiten voortzette en ook bestuurlijke functies in de joodse gemeenschap vervulde.
Het andere portret is van zijn zoon Urie Oppenheim (1818-1893), eveneens splitter, maar ook commissionair in effecten en bankier. Zijn bankierszaak werd voortgezet door zijn zoon Julius Oppenheim. Na diens dood in 1903 werd de zaak voortgezet als de Julius Oppenheimbank. Deze werd in 1931 onderdeel van de Twentsche Bank (en later ABN).
De portretten zijn te zien tot en met 30 juni in het Groninger Museum. De aankoop is mogelijk gemaakt door een bijdrage van de BankGiro loterij.