Nieuws
Twee schilderijen die zich nu nog in Nederlandse musea bevinden moeten worden teruggegeven aan een erfgenaam van een joodse kunstliefhebber. De Restitutiecommissie heeft bepaald dat Sam Bernhard Levie de werken in de Tweede Wereldoorlog onvrijwillig heeft verkocht.
Het gaat om Stadhuis te Amsterdam van G.A. Berckheyde, in bruikleen bij het Amsterdam Museum, en Een Hollands havengezicht met figuren van A. Willaerts, in bruikleen bij het Centraal Museum in Utrecht. Deze schilderijen maken nu deel uit van de Nederlands Kunstbezit-collectie, de verzameling kunstvoorwerpen die na de Tweede Wereldoorlog uit Duitsland is teruggevoerd.
De schilderijen behoorden tot aan de Tweede Wereldoorlog toe aan Levie. Hij verkocht het schilderij van Willaerts omstreeks 12 september 1940 via een Nederlandse kunsthandelaar aan W.A. Hofer, die kunst inkocht voor Hermann Göring. Het schilderij van Berckheyde verkocht Levie op 15 september 1940 aan een Nederlandse kunsthandelaar. Die verkocht het werk op zijn beurt door aan een Duits museum. Levie en zijn echtgenote zijn tijdens de bezetting door de nazi’s gedeporteerd en in mei 1943 vermoord in Sobibor.
De Restitutiecommissie constateert dat volgens de beleidsregels die gelden voor de Nederlands Kunstbezit-collectie sprake is van onvrijwillig bezitsverlies als gevolg van het naziregime. Daarom heeft ze minister Bussemaker van OCW geadviseerd de schilderijen terug te geven aan de erfgenaam van de oorspronkelijke eigenaar. De minister heeft het advies overgenomen.