Niet De Nachtwacht, maar De samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis was oorspronkelijk het grootste schilderij dat Rembrandt ooit maakte. Het is vanaf vandaag tijdelijk te zien in het Rijksmuseum.
Het schilderij is eigendom van de Koninklijke Zweedse Academie voor Schone Kunsten en bevindt zich al meer dan 150 jaar in het Nationaal Museum in Stockholm. Slechts tweemaal verliet het doek Zweden, in 1925 en 1969. Beide keren voor een tentoonstelling in het Rijksmuseum. Ter gelegenheid van de viering van 400 jaar bilaterale betrekkingen tussen Zweden en Nederland is het meesterwerk nu andermaal te zien in het museum, en wel op de eregalerij.
Rembrandt schilderde het werk in 1661-1662 in opdracht van de burgemeesters van Amsterdam. Het reusachtige doek, oorspronkelijk maar liefst 550 bij 550 centimeter is verreweg het grootste en meest prestigieuze schilderij dat hij maakte. In het nieuwe Amsterdamse stadhuis, het tegenwoordige Paleis op de Dam, moest het werk deel uit gaan maken van een reeks van acht schilderijen met de geschiedenis van de Bataven, die aan het begin van de jaartelling leefden in wat nu Nederland is.
Aanvankelijk kreeg Rembrandts vroegere leerling Govaert Flinck de opdracht om de hele groep te schilderen. Bij diens vroegtijdig overlijden in 1660 had hij echter alleen een eerste schetsmatige schildering gereed. Rembrandt werd vervolgens verzocht het openingstafereel van de serie te verbeelden: het moment waarop de Batavenhoofdman Claudius Civilis andere stamleiders en dappere strijders toespreekt tijdens een maaltijd in een heilig bos en hen oproept een eed te zweren op een verbond tegen de Romeinen. Rembrandt beeldde Claudius Civilis frontaal af, met weelderig kostuum, indrukwekkend hoofddeksel en één blind oog.
In juli 1662 bevond het schilderij zich nog in de grote galerij van het Amsterdamse stadhuis. Maar een maand later ontstond discussie tussen Rembrandt en zijn opdrachtgevers, waarna de kunstenaar het schilderij terugnam om veranderingen aan te brengen. Het kunstwerk keerde nooit meer terug. Vermoedelijk was het Rembrandt zelf die zijn eigen schilderij nog geen jaar na voltooiing versneed tot een formaat van 196 bij 309 centimeter. Dankzij een tekening in München is bekend hoe de oorspronkelijke compositie van het schilderij eruitzag.
In 1734 kocht het echtpaar Nicolaas Kohl en Sophia Grill het doek op een veiling in Amsterdam. Vermoedelijk werd het ruim dertig jaar later, in 1766, meegenomen naar Stockholm. In 1798 schonk Anna Johanna Grill het aan de plaatselijke Koninklijke Zweedse Academie voor Schone kunsten. Het doek had daar al enige tijd als bruikleen gehangen. Vanaf 1865 hing het monumentale doek als langdurig bruikleen in het Nationaal Museum in de Zweedse hoofdstad.
In 1925 keerde Claudius Civilis voor het eerst in meer dan anderhalve eeuw terug naar Amsterdam voor de tentoonstelling in het Rijksmuseum ter gelegenheid van de viering van 650 jaar stadsgeschiedenis. De tweede en tot nu toe laatste keer dat het werk in Nederland te zien was, was in 1969 voor een tentoonstelling over Rembrandt in het Rijksmuseum. Nu, 45 jaar later, maakt de intensieve verbouwing van het Nationalmuseum in Stockholm het mogelijk dat het wereldberoemde doek bij hoge uitzondering tijdelijk opnieuw te zien is in het Rijksmuseum.