Recensie
Het Rijksmuseum toont deze zomer veertien sculpturen van Alexander Calder (1898-1976) in de tuinen. Nooit eerder waren er zoveel grote werken van Calder in de buitenlucht bijeen.
Het vroege werk van Alexander Calder bestaat uit delicate kleine figuren van ijzerdraad. Hij ontwierp speelgoed, sieraden, driedimensionale portretten van vrienden en een bewegend miniatuurcircus waarmee hij met succes optrad.
Een bezoek aan de Parijse studio van Mondriaan in 1930 was het keerpunt naar de abstracte kunst. Zijn draadsculpturen maakten plaats voor gekleurde bewegende vormen, aangedreven door techniek of de wind. Hij creëerde dynamische sculpturen, een compleet nieuwe ontwikkeling in de statische beeldhouwkunst. Marcel Duchamp doopte deze kinetische kunstwerken in 1931 tot mobiles.
Naast de mobiles maakte Calder in die tijd ook zijn eerste grote abstracte sculpturen. Deze stabiles, een term bedacht door Jean Arp in 1932, bestaan veelal uit zwarte plaatijzeren bladen die zijn samengebracht tot dynamische structuren. Vanaf de jaren ’50 nam de omvang van de werken toe. In sommige gevallen – de zogenaamde standing mobiles – balanceren bovenop deze beelden bewegelijke elementen.
Het Rijksmuseum toont in totaal achttien mobiles, stabiles en standing mobiles. Vier staan er binnen en de overige veertien zijn te bewonderen in de gratis toegankelijke museumtuinen. Vooral de reusachtige sculpturen buiten zijn indrukwekkend. Daar vormen ze een prachtig contrast met de rustgevende groene omgeving.
Calder in de Rijksmuseumtuinen, t/m 5 oktober in de tuinen van het Rijksmuseum, Amsterdam. Deze zijn dagelijks gratis toegankelijk van 9-18 uur.
Waardering: @@@@@@@@@@