Expositie
Bijna iedereen maakt tegenwoordig selfies. Op zich niets nieuws; in de Gouden Eeuw gebeurde dat ook. Al beperkte zich dat tot kunstenaars en gebruikten zij een ander instrument. Het Mauritshuis toont 27 zelfportretten uit de bloeiperiode van de Hollandse schilderkunst.
Nederlandse kunstenaars uit de zeventiende eeuw schilderden meer zelfportretten dan hun collega’s in andere landen. Sommigen waren specialisten, van anderen is slechts één zelfportret bekend. De variatie was groot, met palet en penselen als meest voorkomende attributen.
Het hoge aantal zelfportretten had mede te maken met de stijging van de schilderijenproductie in die tijd. De concurrentie was groot, dus was het zaak je als schilder goed in de markt te zetten. Het zelfportret kon de kunstenaar helpen om zichzelf en diens werk een ‘gezicht’ te geven. Het was daarmee niet alleen een portret van de schilder maar vaak ook een statement over zijn of haar werk.
Juist aan zelfportretten besteedde de kunstenaar veel aandacht. Het zijn schilderijen die laten zien hoe de schilder zich aan de wereld wilde presenteren. Daarnaast kon een zelfportret dienen als voorbeeld van de eigen kunst van de schilder. Niet alleen van zijn talent om een goede gelijkenis te treffen, maar ook van zijn vaardigheden, bijvoorbeeld op het gebied van de stofuitdrukking: Het zelfportret was een visitekaartje voor de schilder.
Toch maakten schilders zelfportretten vaak niet voor de verkoop, maar voor eigen gebruik. Ze hingen in huis en hielden in familiekring de herinnering aan de kunstenaar en zijn of haar talent in herinnering. De meeste kunstenaars maakten dan ook maar één of hooguit enkele zelfportretten.
Anders was dat bij Rembrandt, de grootmeester van het Hollandse zelfportret. Hij tekende, etste en schilderde zijn eigen gezicht zo’n tachtig keer. Een geschilderd zelfportret van Rembrandt was heel aantrekkelijk voor verzamelaars. Ze kochten niet alleen de beeltenis van een beroemd man, maar ook nog eens een meesterwerk van de hand van Rembrandt. Zo sloegen ze twee vliegen in één klap.
Rembrandt komt op de tentoonstelling uiteraard voorbij. En Judith Leyster ontbreekt evenmin. Zij is vertegenwoordigd met misschien wel haar bekendste schilderij. Ze draait zich daarop lachend naar de toeschouwer om terwijl ze werkt aan een schilderij van een vrolijke vioolspeler, afkomstig uit een van haar eigen voorstellingen.
In de tentoonstelling komen bezoekers niet alleen oog in oog te staan met schilders als Jan Steen, Carel Fabritius en Gerrit Dou, maar komen ook zichzelf tegen. Dankzij een ontwerp met spiegelwanden staan ze in de spotlights, waardoor ze zich constant bewust zijn van hun eigen presentatie aan de buitenwereld.
Hollandse zelfportretten – Selfies uit de Gouden Eeuw, t/m 3 januari 2016 in het Mauritshuis, Den Haag