Expositie
Het Rijksmuseum toont voor het eerst een overzicht van klassieke muziekinstrumenten voor optredens in huiselijk kring. Het museum putte daarvoor uit onder meer de eigen collectie en die van het Gemeentemuseum Den Haag. Deze musea hebben de twee belangrijkste verzamelingen op dat gebied in Nederland.
Eeuwenlang was het bespelen van een muziekinstrument een favoriete manier om familie en vrienden of zichzelf te vermaken. Huismuziek was intiemer dan de muziek in publieke ruimtes, zoals kerken, operahuizen en theaters. Huiselijk repertoire bestond uit muziek voor solisten of voor een zanger met begeleiding, en uit muziek voor kleine ensembles zoals duetten, triosonates en strijkkwartetten.
De Franse koningin Marie Antoinette (1755-1793) speelde graag harp en daarom werd een van de populairste instrumenten voor vrouwen uit de adel en hogere burgerij. De kleine presentatie toont een Parijse harp uit omstreeks 1780 van de maker Georges Cousineau, de harpleraar van Marie Antoinette.
Jonge meisjes speelden graag op een kleinere versie van het klavecimbel, die daardoor de naam virginaal meekreeg. Op de tentoonstelling staat een exemplaar van Johannes Ruckers uit Antwerpen, de bekendste klavecimbelbouwer van de zeventiende eeuw.
Wie in de negentiende eeuw zijn status wilde tonen, had een piano in huis, zoals een Steinway of de piramidepiano, speciaal voor mensen die iets kleiner woonden. Deze stond namelijk rechtop. In het Rijksmuseum staat er één uit ongeveer 1829. Conrad Graf, pianobouwer aan het Oostenrijkse hof, maakte deze voor een rijke Hongaarse zakenman.
Voor wie echt helemaal geen muzikaal talent had, was er nog altijd het pianolavoorzetapparaat. Deze kast werd óp het toetsenbord van een piano gezet. Mechanische ‘vingers’, aangestuurd door de muziekrol in het midden, bespeelden vervolgens de piano.
Huismuziek, muziekinstrumenten uit de 17de t/m 20ste eeuw, t/m 5 juni in de vitrine in de Special Collections van het Rijksmuseum, Amsterdam