Recensie
Zomaar een dag in 1893: het jonge meisje Geesje Kwak, zestien nog maar, staat voor een spiegel en doet een oorring in. Haar kledingkeuze is opvallend: ze draagt een blauwe Japanse kimono. Kunstenaar George Hendrik Breitner bekijkt en schetst haar. Zijn beroemde schilderijenreeks Meisje in kimono staat op het punt te beginnen.
Door: Evert-Jan Pol
Op 11 augustus van hetzelfde jaar brengt Breitner het schilderij Het oorringetje naar kunsthandel E.J. van Wisselingh & Co, waarmee hij een exclusief contract heeft. Het staat niet lang in de etalage: vijf dagen later heeft het al een nieuwe eigenaar. De voorstelling valt duidelijk in de smaak. Misschien is dat wel de reden dat er later nog dertien meisjes in kimono volgen. Die stuk voor stuk geliefd zijn, tot op de dag van vandaag.
Het Rijksmuseum toont ze vanaf morgen allemaal, in een fijne intieme presentatie. Het is voor het eerst in de geschiedenis dat de veertien Meisjes in kimono samen op één locatie te zien zijn. En het is een mooi gezicht, al die meisjes, in het gezelschap van twee echte negentiende-eeuwse kimono’s.
Toen Breitner deze serie maakte, tussen 1893 en 1896, was hij gefascineerd door Japanse kunst. Zoals veel Nederlanders destijds. In het hele land stonden er Japanse avonden op het programma en waren Japanse prenten onderwerp van tentoonstellingen. Breitner verzamelde deze houtsneden ook zelf. In de eerste zaal van de expositie hangen enkele prenten.
Ook prijken hier foto’s van Geesje Kwak aan de muur. Deze maakte Breitner zelf, want behalve schilder was hij ook een begenadigd fotograaf. Samen met schetsen stonden foto’s aan de basis van de kimonoschilderijen.
Uit onderzoek blijkt dat de kunstenaar ze vrij nauwkeurig volgde, al veranderde hij soms kleine details. Op de foto die hij als voorbeeld maakte voor De rode kimono uit 1896 heeft Geesje, liggend op een sofa, een vaas in haar handen. Op het uiteindelijke schilderij werd de vaas een bosje bloemen. Een andere keer liet hij zijn kat weg op het doek, wellicht omdat die te veel zou afleiden. Een grotere aanpassing deed hij voor het portret Anna (Meisje in rode kimono).
Ook dit schilderij, het tweede uit de reeks, baseerde hij op een foto van Geesje. Toch is zij het niet die daar op de bank ligt. Zoals de titel al aangeeft, heet ze Anna, vermoedelijk de oudere zus van Geesje. Die waarschijnlijk geen tijd had op het moment dat Breitner de compositie in verf wilde zetten.
Op zeven van de veertien portretten draagt wel degelijk Geesje de kimono. Breitner schilderde haar graag en wie de foto’s ziet die hij van haar maakte, begrijpt dat direct. Het was een prachtig meisje, met een mooie dromerige blik. In de huidige tijd had ze het ver kunnen schoppen als model.
In juli 1895 verruilde ze Nederland echter voor Zuid-Afrika, waardoor de kunstenaar het zonder haar moest stellen. Vier jaar later overleed Geesje, vermoedelijk aan de gevolgen van tuberculose. Ze was niet ouder dan 22. Haar vroegtijdige tragische dood geeft de schilderijen een extra lading en maakt ze misschien nog wel mooier dan ze van zichzelf al zijn.
De hele serie bestaat uit dertien schilderijen, één aquarel en één naakt. Laatste twee wijken af en hangen daardoor niet in de hoofdzaal van de tentoonstelling, maar in de inleidende ruimte. Samen met onder meer het onvoltooide Vrouw voor de spiegel, dat op een ezel staat, die volgens de overlevering van Breitner zelf was.
Omdat het niet helemaal zeker is dat de ezel toebehoorde aan de kunstenaar is het dus zeer de vraag of een van de Meisjes in kimono daarop het licht zag. Maar het is een mooie gedachte.
Breitner: Meisje in kimono, 20 februari t/m 22 mei in het Rijksmuseum, Amsterdam. Bij de expositie verschijnt een prachtig vormgegeven publicatie.
Waardering: @@@@@@@@@@