Een steenmarter die afgelopen november de deeltjesversneller van CERN een dag lang stillegde heeft een nieuw onderkomen: Natuurhistorisch Museum Rotterdam. Het overleden diertje maakt deel uit van de vaste tentoonstelling Dode dieren met een verhaal.
De marter kwam op 20 november 2016 terecht in de Large Hadron Collider. Die bevindt zich in een ringvormige tunnel met een omtrek van 27 kilometer op de Frans-Zwitserse grens nabij Genève. Het Europese onderzoeksinstituut CERN doet daar natuurkundig onderzoek naar elementaire deeltjes die bij bijna de lichtsnelheid met elkaar in botsing komen.
Die ongelukkige dag kwam de marter in botsing met een stroomstoot van 18.000 volt, die hij niet overleefde. De deeltjesversneller lag plat en werkte pas na een dag weer. Natuurhistorisch Museum Rotterdam wist het diertje te bemachtigen.
Het dier was de tweede marter die vorig jaar voor problemen bij CERN zorgde. Eind april veroorzaakte een andere steenmarter kortsluiting in een bovengronds hoogspanningsstation waardoor de deeltjesversneller een week stil kwam te liggen. Het museum heeft ook geprobeerd dat geëlektrocuteerde roofdiertje naar Nederland te halen. De CERN-brandweer had het kadaver echter al volgens voorschrift laten vernietigen. In november had het museum dus meer geluk.
De CERN-marter bevindt zich in gezelschap van onder andere de Dominomus, de McFlurry-egel, de (misschien wel) Laatste Schaamluis en de Traumameeuw. Het ensemble laat zien hoe en waar mens en dier met elkaar in botsing komen en wat de gevolgen kunnen zijn.
De marter is het tweede dode dier met een verhaal van buiten de landsgrenzen. De eerste was de Frühstücksvleermuis – een dwergvleermuis die in 2012 in Duitsland voor ophef zorgde door in een pak muesli aan zijn eind te komen.
Eerder dit jaar voegde Natuurhistorisch Museum Rotterdam de Verslikvis toe aan de collectie. Deze meerval was het slachtoffer van een dronken visslikker en veroorzaakte bijna diens dood.