Het Stedelijk Museum kreeg vandaag het werk Riet-Fruit-Veld van Ger van Elk uit 1988. Het is een schenking van Jan Maarten Boll en Pauline Kruseman ter gelegenheid van het afscheid van conservator Bart Rutten, die per 1 mei directeur wordt van het Centraal Museum in Utrecht.
Het stuk was al als bruikleen aanwezig in de tentoonstelling De Stijl en het Stedelijk die nog tot en met 21 mei te zien is. “Met deze schenking onderstrepen Jan Maarten Boll en zijn echtgenote de verbondenheid die ze met Amsterdamse collecties hebben, en de plezierige relatie die zij de afgelopen jaren met Bart Rutten onderhielden”, aldus het Stedelijk in een verklaring.
“Ik ben zeer geroerd door dit gebaar, het was een diepe wens om dit werk van Ger van Elk, die ik zelf goed gekend heb, te verwerven voor de collectie”, vertelt Rutten. “In de tentoonstelling is duidelijk zichtbaar waarom het er zo uitermate goed in past; het geeft aan hoe De Stijl in recentere tijden nog altijd actueel is. Niet alleen is Ger van Elk als grondlegger van de conceptuele kunst een belangrijke kunstenaar in deze collectie, waarin zowel Mondriaan, De Stijl als de conceptuele kunst sterk vertegenwoordigd zijn, het kenmerkt ook de relatie tussen vormgeving en beeldende kunst, die in dit werk zo expliciet aan bod komt.”
Directeur Beatrix Ruf vult aan: “We zijn Jan Maarten Boll en Pauline Kruseman zeer dankbaar voor dit genereuze gebaar. Het is kenmerkend voor Bart om in de collectie verrassende combinaties te maken, zoals hij liet zien in tentoonstellingen over Malevitsj en Matisse, en dat deze kwaliteit erkend wordt en beloond met een schenking is bijzonder eervol en betekent een verdieping en verbreding van onze collectie. Dit werk zal ook een belangrijke plaats krijgen in het grote Ger van Elk overzicht dat wij voor 2019 organiseren.”
In Riet-Fruit-Veld levert Ger van Elk commentaar op de kunstgeschiedenis, in een compositie die een confrontatie is tussen de moderne kunst en een klassiek stilleven, en tussen wat plat is en ruimtelijkheid. In het bovenste deel is Rietvelds beroemde hanglamp te zien (ook opgenomen in de tentoonstelling), waarmee hij in 1922 een driedimensionale vertaling maakte van Mondriaans horizontalen en verticalen.
Aan de beeldranden trekt Van Elk de associatie met Rietveld verder door. Met strookjes papier en potlood geeft hij een driedimensionale illusie van strak-modernistische architectuur, terwijl het onderste deel van de voorstelling eerder doet denken aan een klassiek stilleven en een abstract expressionistisch schilderij. De kleuren rood, blauw, geel, wit, grijs en zwart roepen weer associaties op met Mondriaan, Rietveld en De Stijl.