Koning Willem I stichtte in 1818 het Rijksmuseum van Oudheden, dat in 2018 dus tweehonderd jaar bestaat. Met de grote overzichtstentoonstelling Al 200 jaar van nu kijkt het Leidse museum vanaf 25 april terug op twee eeuwen museale archeologie.
Het Rijksmuseum van Oudheden is opgericht als nationaal centrum om kunst- en archeologische schatten van oude ‘verdwenen’ culturen bij elkaar te brengen en te tonen aan publiek. Met 150 Griekse en Romeinse beelden ging het destijds van start. De beginjaren verliepen voorspoedig; het museum kocht grote collecties aan uit Egypte, de Klassieke wereld, en zelfs ‘Oost-Indische’ oudheden. Tevens vonden vanaf 1827 namens het museum de eerste archeologische opgravingen van Nederland plaats.
De instabiliteit van Europa tijdens revoluties, economische crisis en wereldoorlogen had vervolgens zijn weerslag op het museum. Het grootste deel van de collectie kwam in 1940 terecht in bunkers in de duinen. Uit handen van de bezetter, die belangstelling had voor de prehistorische collectie, vanwege ideeën over de oorsprong van een Duits wereldrijk.
Na de oorlog keerde de collectie terug uit de schuilkelders en breidde het museum breidt uit. Tegenwoordig telt de verzameling meer dan 180.000 voorwerpen uit het oude Egypte, de Klassieke Oudheid, het oude Nabije Oosten en het vroege Nederland. De Egyptische collectie is een van de grootste en meest complete ter wereld. De objecten trekken jaarlijks zo’n 200.000 bezoekers.
De jubileumtentoonstelling bestaat uit voorwerpen uit de eigen collectie en stukken die de afgelopen eeuwen naar andere musea verhuisden. Het onlangs verworven prehistorische zwaard van Ommerschans en het diploma van de eerste museumdirecteur Reuvens prijken naast Javaanse beelden, Peruaans aardewerk en beeldhouwwerk uit de schatkamer van de St. Servaas in Maastricht.
Al 200 jaar van nu, 25 april t/m 2 september in het Rijksmuseum van Oudheden, Leiden