“Mijn kunst is meditatie en gebed in kleur”, zei Alexej von Jawlensky (1864-1941) ooit. Spiritualiteit speelde een grote rol in het oeuvre van deze Russische schilder. In Gemeentemuseum Den Haag is nu een groot overzicht van zijn werk te zien.
De in Rusland geboren Jawlensky verliet Sint-Petersburg in 1896, na zijn afstuderen aan de kunstacademie. Samen met zijn mecenas Marianne von Werefkin, zelf een succesvol schilder, ging hij op reis door Europa, waarbij ook Nederland bezocht. Uiteindelijk vestigden ze zich in München, in die tijd hét kunstcentrum van het noorden.
In de jaren die volgden leerde hij het werk van Van Gogh, Gauguin en Matisse kennen waardoor hij zeer geïnspireerd raakte. Belangrijk waren ook Werefkin en Wassily Kandinsky, een andere van oorsprong Russische kunstenaar, en diens partner Gabriele Münter. Met hen kwam hij in de zomer van 1908 in het Duitse Murnau los van de academische tradities en impressionistische invloeden. Met hun emotioneel geladen landschappen legden ze de basis van het lyrisch expressionisme.
In 1911 sloot hij zich aan bij de kunstenaarsgroep Der Blaue Reiter, waarvan Kandinsky een van de oprichters was. Felle kleuren in combinatie met decoratieve patronen, lijnvoering en ritme voerden de boventoon in het werk van de leden. Kunst werd een expressie van pure emoties. Jawlensky ging krachtige, monumentale portretten schilderen, zoals Vrouwenkop, een van de publiekslievelingen in Gemeentemuseum Den Haag. Het gezicht is opgebouwd uit rood en blauw en de geelgroene ogen van de vrouw verbeelden een heftige gemoedstoestand.
Drie jaar later ontvluchtte hij Duitsland vanwege de Eerste Wereldoorlog en kwam hij terecht in Saint-Prex aan het meer van Genève in Zwitserland. Daar woonde hij met Werefkin en zijn vriendin en latere echtgenote Helene Nesnakomoff en hun zoon Andreas.
In een klein kamertje schilderde hij, als een monnik in zijn ‘cel’, telkens weer het uitzicht uit zijn enige raam. Zo ontstonden zijn eerste Variationen, landschappen in heldere kleurvlakken op klein formaat. Nadat hij Saint-Prex had verlaten, bleef hij doorwerken aan deze serie steeds abstracter wordende landschappen. Ook zijn vrouwenkoppen vereenvoudigde hij steeds meer. Deze Mytische Kopfe kijken de toeschouwer aan met grote ogen en zwarte pupillen.
Het meditatieve aspect van de herhaling vormde een belangrijke spirituele impuls voor Jawlensky en het seriematige was een rode draad in zijn oeuvre. Nadat hij verlamd raakte aan vingers en ellebogen door zware artritis ontwikkelde hij noodgedwongen een nieuwe werkwijzen. Hij begon te schilderen met gestrekte armen, zijn penseel tussen zijn handen vastgeklemd. Op die manier maakte hij tussen 1934 en 1937 ongeveer duizend Meditationen, veelal op klein formaat.
Zijn zoektocht naar het mystieke, die in 1917 begon en zich manifesteerde in Mytische Kopfe en Heilandgesichter, kwam in deze kleine werken tot een hoogtepunt. Tot een paar jaar voor zijn dood bleef hij werken aan zijn Meditationen en bloemstillevens.
De tentoonstelling in Gemeentemuseum Den Haag kwam tot stand in samenwerking met de kleindochters van Jawlensky. Zij gaven een selectie uit hun persoonlijke collectie in bruikleen, waaronder een zelfportret, verschillende religieuze prenten en een reisicoon van de schilder.
Alexej von Jawlensky – Expressionisme en devotie, t/m 27 januari 2019 in Gemeentemuseum Den Haag