Steeds vaker verschijnt er bij een grote kunsttentoonstelling behalve een catalogus ook een prentenboek. Daarin leren de jongste bezoekers over de kunstenaar de kunst die of zij maakte.
Tekst: Evert-Jan Pol
In 2010 was Kunstmuseum Den Haag (toen nog Gemeentemuseum Den Haag) het eerste museum dat in het kader van een expositie een prentenboek voor kinderen uitbracht. Bij Uitgeverij Leopold verscheen Meneer Kandinsky was een schilder, van Daan Remmerts de Vries.
Het met een Zilveren Griffel bekroonde boek gaat over Wassily Kandinsky, die bevriend werd met een uit een van zijn schilderijen ontsnapt blauw, huppelend paardje. Dankzij de influisteringen van het paardje maakte meneer Kandinsky nieuwe schilderijen. Werken waarvan toenmalig Gemeentemuseum Den Haag er een aantal toonde in de expositie Kandinsky en Der Blaue Reiter.
Later volgden prentenboeken over onder anderen Piet Mondriaan (Keepvogel en Kijkvogel), Mark Rothko (Puzemuze of op weg naar Rothko) en Karel Appel (Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat).
De meest recente uitgave is In de tuin van Monet, van Kaatje Vermeire. Die verscheen in het kader van de afgelopen vrijdag geopende tentoonstelling Monet – Tuinen van verbeelding. Kunstenaar Claude Monet neemt hierin de jeugdige lezer mee in zijn tuin. Een tuin die inspiratie biedt voor veel schilderijen.
In navolging van het Gemeentemuseum kwamen ook andere musea met prentenboeken over kunst. Uitgeverij Rubinstein gaf in 2015, in samenwerking met het Van Gogh Museum en het Munch Museet bijvoorbeeld het boekje Een prachtige dag uit. Auteur René van Blerk en illustrator Erik Kriek doken samen in een droom van Edvard Munch. Die ontmoette daarin Vincent van Gogh, met wie hij op schilderspad ging. Dit boekje verscheen bij de grote tentoonstelling Munch : Van Gogh.
In datzelfde jaar verscheen ook het boekje Sammie en Nele bij Van Gogh, met tekst van Nelleke de Boorder en tekeningen van Dick Matena. Hierin gaan scholieren Sammie en Nele naar het Van Gogh Museum, waar ze veel leren over de schilder Vincent van Gogh en zijn schilderijen.
Eerder dit jaar gaf Kunsthal Kade het boekje Caspar met de Oogjes uit, ter gelegenheid van de expositie Maestro van Wittel – Hollandse meester van het Italiaanse stadsgezicht. In dit door Maret van Esch geschreven en Marije Koelewijn getekende boekje maakt de lezer kennis met Caspar, die een bril met ‘jampotglazen’ draagt. Dankzij die bril ziet hij meer dan anderen. En wat hij ziet, schildert hij.
(Tekst gaat verder onder de tekeningen)
Behalve prentenboeken verschijnen er af en toe ook andersoortige kunstboeken voor een jeugdig publiek. Lydia Rood schreef bijvoorbeeld de jeugdroman De jongen die in de muur verdween, uitgegeven door Uitgeverij Leopold, in samenwerking met Gemeentemuseum Den Haag. Daarin beschreef ze hoe Dirk per ongeluk op Rembrandts schilderij De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp terechtkomt.
Weer een heel ander jeugdboek is Kazimir Malevich – President van de Ruimte van Jan Paul Schutten, Jan Zijverden en Karen Mertens. Uitgeverij W Books gaf dit boek in 2014 uit, in het kader van de tentoonstelling Kazimir Malevich – De jaren van de figuratie in het Drents Museum. Het is een informatief kunstboek voor kinderen vanaf negen jaar. Met allerlei weetjes over Kazimir Malevitsj en foto’s van zijn schilderijen. Sieger Zuidersma verzorgde bijkomende tekeningen.
En in 2016 publiceerden striptekenaar Luc Cromheecke en scenarist Bruno De Roover een stripbiografie van Charles-François Daubigny: De tuin van Daubigny. Dit boek was geen uitgave van een museum, maar De Mesdag Collectie maakte er wel een tentoonstelling over. Zowel boek als expositie was geschikt voor een jonger publiek.
Uit al deze voorbelden blijkt dat musea zich steeds vaker ook op kinderen gaan richten. En hen met behulp van rijkelijk geïllustreerde boeken enthousiast proberen te maken voor de kunst in hun collecties.