Zo’n honderd musea verwachten zonder steun van de overheid hoogstens nog een jaar te kunnen overleven. Dat blijkt uit een enquête die de Museumvereniging heeft gehouden onder haar leden.
Ruim negentig procent van de musea is inmiddels weer open, met vaak aangepaste openingstijden en een beperkte bezoekcapaciteit. Het publiek staat echter nog niet in groten getale voor de deur, vanwege onzekerheid over gezondheid, werk en inkomen. De bezoekersaantallen liggen in alle musea ver onder het niveau van voor de tijdelijke sluiting. En de verwachting is dat dat nog een tijd zo zal blijven.
Vóór de coronacrisis bestond gemiddeld de helft van de inkomsten van musea uit eigen inkomsten. Die viel tijdens de sluiting helemaal weg en nog steeds derven musea ongeveer tachtig procent aan publieksinkomsten. Naar verwachting zullen musea ook in heel 2021 zeker de helft minder verdienen aan bezoekers.
De Museumvereniging pleit daarom voor een passender steunpakket voor álle musea. Want niet alle musea kunnen gebruikmaken van het noodpakket, het steunpakket dat voorziet in van 300 miljoen euro extra voor cultuur. Dat komt namelijk slechts aan een beperkt aantal musea ten goede. Verder ontvangt meer dan de helft van de musea om uiteenlopende redenen tot nog toe geen steun van gemeente of provincie. Musea die tussen wal en schip vallen, zijn doorgaans musea met minder dan 40.000 bezoekers per jaar, musea die geen rijkssubsidie ontvangen en musea die vrijwel volledig afhankelijk zijn van inkomsten uit entreegelden en zalenverhuur.
Een steunpakket moet volgens de vereniging bestaan uit drie punten: tegemoetkoming in de doorlopende huisvestingskosten van musea; investering in een Nationaal Herstelfonds en verruiming van de Geefwet als fiscale stimulans voor kleine en gulle gevers aan culturele goede doelen zoals musea.
Lees ook: Tassenmuseum sluit definitief