Recensies

Jan Veth, een briljant portrettist

0 0
Read Time:5 Minute, 33 Second

Recensie

“Hier in Dordt zijn heeft iets verwarmends voor me”, schreef Jan Veth in 1918, bijna veertig jaar nadat hij Dordrecht had verlaten. In 1880 verhuisde hij als zestienjarige naar Amsterdam om er een opleiding te volgen aan de Rijksacademie van beeldende kunsten. Inmiddels is hij weer even terug in zijn geboortestad, waar het Dordrechts Museum de eerste grote overzichtstentoonstelling over deze veelzijdige kunstenaar presenteert.

Tekst en foto’s: Evert-Jan Pol

Jan Veth, Zelfportret, 1887, Dordrechts Museum.

Dat Jan Veth (1864-1925) een creatief beroep zou kiezen, is gezien zijn genen niet heel verwonderlijk. Hij groeide op in een Dordtse familie waar kunst hoog in het vaandel stond. De opa en oudoom van zijn moeder waren respectievelijk Jacob en Abraham van Strij, beiden kunstschilder. Vader Veth was ijzerhandelaar en wethouder, maar publiceerde in zijn vrije tijd over de Dordtse schilderkunst in de zeventiende eeuw. Jan Veth kon niet kiezen tussen beide disciplines en combineerde ze: hij werd zowel kunstenaar als kunstcriticus.

Zijn eerste teken- en schilderlessen kreeg hij aan de Rijksacademie van beeldende kunsten, van onder anderen August Allebé. Die nam zijn leerlingen graag mee naar Artis, waar ze levende dieren konden tekenen. In schetsboekjes tekende Veth leeuwen, vogels en een olifant. Op zaal hangt een mooie studie van slapende leeuwen.

Bekend werd Veth echter niet als schilder van dieren, maar als portrettist van mensen. Hij schilderde zowel bekende tijdgenoten als lokale bevolking. Een bekend voorbeeld uit de laatste categorie is het prachtige sprookjesachtige schilderij Karen, uit 1892. Met haar opvallende donkere ogen kijkt het Gooise meisje ons enigszins dromerig aan. Veth noemde haar Karen, naar de hoofdpersoon uit het sprookje De rode schoentjes van Hans Christiaan Andersen. Of ze rode schoentjes aan haar voeten heeft, is niet duidelijk. Wel draagt ze een rode trui, die direct in het oog springt.

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Jan Veth, Karen, 1892, Kröller-Müller Museum.

Dat Veth al tijdens zijn leven geroemd werd als portrettist blijkt wel uit de opdracht die hij in 1891 kreeg van het weekblad De Amsterdammer. Redacteur Johannes de Koo vroeg hem een reeks getekende portretten van bekende Nederlanders aan te leveren. De serie Bekende Tijdgenooten bestaat uit 32 portretten. Onder anderen schrijver Louis Couperus, kunstenaar George Hendrik Breitner en politicus Herman Schaepman vloeiden uit Veths tekenpen.

In 1895 werd de reeks voortgezet in het tijdschrift De Kroniek, met daarin ook ruimte voor buitenlandse beroemdheden. Hiermee was de portretkunst van Jan Veth opeens in grote oplage en door het hele land toegankelijk, waardoor zijn naamsbekendheid een hoge vlucht nam. Het betekende de aftrap van een succesvolle carrière als portretschilder.

Portretten uit de serie Bekende Tijdgenooten.

Ongetwijfeld was hij als bekend schilder het onderwerp in menig kunstkritiek en zelf stak hij zijn mening over het werk van collega’s ook niet onder stoelen of banken. Veth zag als een van de eersten in Nederland het talent van Vincent van Gogh, bejubelde het werk van Breitner en Jan Toorop en was groot liefhebber van Rembrandt. Hij zat zelfs in het bestuur van het in 1911 opgerichte Rembrandthuis.

In verschillende bladen schreef hij over tijdgenoten en voorgangers. Over Portret van de eend Sijctghen van Aelbert Cuyp schreef hij bijvoorbeeld het volgende: “Een schilderijtje van Cuyp voorstellende een eend, zeer eenvoudig en zeer mooi kloek geschilderd; men zou zeggen Courbet in het Hollandsch. Het beest is en profil zittend tegen een donkere grond. Het gitten oogje en de bek prachtig bloeiend en vast. Het geheel bijna enkel zwart en wit. Op den voorgrond wat stroo en daartusschen als bolle repoussoir die het wit van de eend donziger en blanker maakt drie groote eieren.

En over Liggend naakt van tijdgenoot George Hendrik Breitner schreef hij: “Een groote naakte vrouw, liggend. Er zijn vier van die naaktstudies van hem, maar in die eene vind ik al de enorme kwaliteit van de anderen bijeen. Wat een schilder! Wat een durven en een kunnen, zooals er misschien nog nooit gekund is.

Aelbert Cuyp, Portret van de eend Sijctghen, 1647-1650, Dordrechts Museum.

De betreffende eend van Cuyp en de naakte dame van Breitner zijn beide te zien in de tentoonstelling en ook enkele andere schilderijen waarover Veth schreef, maken er deel van uit. Normaal houd ik er niet zo van dat in een expositie over een bepaalde kunstenaar werk van collega’s te zien is, maar in dit geval past het. Om een compleet beeld te schetsen van Jan Veth, kan je immers niet om zijn schrijfkunsten heen.

Veths eigen schilderijen en dan met name zijn magnifieke portretten zijn uiteraard wel in de meerderheid. Die laten zien dat Veth een briljant portrettist was, ook al twijfelde hij soms zelf wel een beetje aan zijn talent. Over het portret dat hij maakte van zijn zussen Cornelia, Clara en Johanna was hij bijvoorbeeld nogal onzeker. “Als ze maar vinden dat het beter is, ben ik voorlopig weer wat vooruit”, schreef hij daar zelf over.

(Tekst gaat verder onder de foto’s)

Jan Veth, Portret van Cornelia, Clara en Johanna Veth (detail), 1885, Rijksmuseum.
Jan Veth, Dubbelportret van Moritz Warburg en Charlotte Warburg-Oppenheim, 1902, collectie Max Warburg.
Jan Veth, Portret van Saskia Veth (detail), 1916, privécollectie.

Wel heel tevreden was hij over het dubbelportret van de Hamburgse bankier Moritz Warburg en zijn vrouw Charlotte Oppenheim. Veth noemde dit zelf “het kompleetste wat ik gemaakt heb“. Hij verbleef maandenlang op het landgoed van de familie in Blankenese en nam zijn studies mee naar huis. Pas na een tweede bezoek voltooide hij schilderij.

Hij beeldde zijn modellen niet mooier af dan ze waren. Ook zijn zussen schilderde hij uiterst realistisch. Zijn vader vond dat zij “uitstekend gelijken, dat ze alles behalve geflatteerd zijn en er enkele scherpe omtrekken zijn, die ik liever wat verzacht had“. Ook zijn eigen dochter Saskia flatteerde Veth niet, toen hij haar in 1916 vastlegde. Haar gezicht vertoont namelijk overduidelijk pigmentvlekken.

Het is best vreemd dat Jan Veth tegenwoordig niet net zoveel bekendheid geniet als tijdgenoten als Breitner en Isaac Israels over wie hij zelf schreef. De fantastische tentoonstelling in het Dordrechts Museum in ‘zijn’ Dordt toont aan dat hij zeker niet onder deed voor zijn illustere collega’s. De naam Jan Veth verdient het om veel vaker genoemd te worden.

Het oog van Jan Veth, t/m 3 september in het Dordrechts Museum, Dordrecht

Waardering: @@@@@@@@@@

Happy
Happy
100 %
Sad
Sad
0 %
Excited
Excited
0 %
Sleepy
Sleepy
0 %
Angry
Angry
0 %
Surprise
Surprise
0 %
Share