Bij het grote publiek is Edvard Munch (1863-1944) vooral bekend als de maker van dat ene schilderij, met die schreeuwende figuur erop. Maar de Noorse kunstenaar schilderde veel meer dan De Schreeuw alleen. De naar hem genoemde expositie in de Kunsthal maakt dat eens te meer duidelijk.
Edvard Munch was van grote invloed op de ontwikkeling van het expressionisme in de laat negentiende- en vroeg twintigste eeuw. Aan het begin van zijn kunstenaarschap in 1880 brak hij radicaal met alle heersende conventies in de kunst. Op zoek naar zijn eigen artistieke expressie experimenteerde hij met verschillende materialen en technieken. Hij liet zich beïnvloeden door de toen actuele stijlen naturalisme, impressionisme en symbolisme en verwerkte deze in een persoonlijke vormentaal.
De inspiratie voor zijn thematiek haalde hij uit de verhalen van schrijvers als August Strindberg en Henrik Ibsen, maar ook uit zijn eigen leven. De dood van zijn moeder en zusje liet bijvoorbeeld diepe sporen achter op hem en zijn werk. Buitengewoon gevoelig verbeeldde hij daarin de machteloosheid en paniek die dood, ziekte en verval met zich meebrengen. In de beroemde serie litho’s van Madonna komen twee van zijn hoofdthema’s, leven en dood, verrassend samen. Daarin wordt een betoverend vrouwenportret omlijst door spermatozoïden en vergezeld door een embryo met doodskop.
Munchs werk werd niet altijd begrepen. Zijn eerste grote tentoonstelling in de Vereniging van Berlijnse Kunstenaars in Berlijn in 1892 was geen onverdeeld succes. Het vluchtige en fragmentarische in zijn werk, dat typerend zou worden voor de moderne kunst aan het begin van de twintigste eeuw, werd door de pers genadeloos bekritiseerd. Als gevolg daarvan sloot de tentoonstelling vroegtijdig. Het is zeer waarschijnlijk dat dat lot de expositie in de Kunsthal bespaard zal blijven. En dat is maar goed ook, want Munch verdient alle aandacht, voor al zijn werk.
Edvard Munch, t/m 20 februari in de Kunsthal, Rotterdam