Recensie
Zomaar een avond in 1907: vrolijke dames en heren dansen in een zee van modern elektrisch licht in de populaire Parijse nachtclub Bal Tabarin. Nauwkeurig gadegeslagen door de jonge Nederlandse kunstenaar Jan Sluijters. Weer thuis vertaalt deze het dynamische tafereel in een spectaculair veelkleurig schilderij.
Door: Evert-Jan Pol
Elders in de Franse hoofdstad – niet per se in hetzelfde jaar – verkennen andere Nederlandse schilders eveneens het Parijse nachtleven. Kees Maks bezoekt een café en portretteert een rokende dame en Piet van der Hem heeft oog voor een lange rij voor de roemruchte Moulin Rouge.
Ze waren niet de eersten en ook niet de laatsten die hun vaderland (tijdelijk) verruilden voor het zeer schildergenieke Parijs. En gelukkig maar, want anders hadden we nu in Museum de Fundatie niet kunnen genieten van de prachtigste Nederlandse impressies van de lichtstad.
De eerste helft van de expositie Van Gogh tot Cremer zou een prima reclamecampagne voor Parijs kunnen zijn. Vooral de intieme zaal 5, vol magnifieke stadsgezichten, maakt de Franse hoofdstad gevaarlijk aanlokkelijk. Na mijn bezoek wilde ik het liefst naar Amsterdam reizen om daar de Thalys te nemen.
Aanleiding voor de tentoonstelling is Vincent van Goghs schilderij De molen ‘Le Blute Fin’, dat in 2010 in de collectie van Museum de Fundatie werd ontdekt. Het doek vormt het fraaie startpunt van het verhaal over de geboorte van het modernisme in Nederland onder invloed van Parijs.
De Franse stad ontpopte zich als de ultieme inspiratiebron voor Nederlandse kunstenaars. Van Gogh legde er de basis voor zijn latere karakteristieke stijl. En ook Sluijters zag er het licht. Zijn werk had er ‘gezicht’ gekregen, vond hij zelf.
Van Gogh was een van de eerste Nederlandse kunstenaars die voor de kunst naar Parijs togen en Jan Cremer een van de laatste (vandaar de expositietitel). “Ik sodemieter verf op een doek, ik druip, spat, sla, schop. Ik vecht met verf en soms win ik.” Dit schreef laatstgenoemde in het manifest Op beschadigde poten, waarmee hij in 1959 zijn Peinture Barbarisme lanceerde. Deze ‘barbaarse’ schilderstijl bedacht hij in de stad waar velen voor hem zich verder ontwikkelden.
Maar de schilder die onder Parijse invloed misschien wel het meest radicaal een andere richting insloeg, heette Piet Mondriaan. Hij liet het figuratieve werk achter zich en kwam in Parijs via het kubisme tot de geometrische stijl waarmee hij wereldfaam verwierf.
De stad wist kunstenaars te verleiden tot andere inzichten. Wat velen vermoedelijk al wisten, wordt op deze sfeervolle expositie nog eens rijkelijk geïllustreerd aangetoond: zonder Parijs had de recente kunstgeschiedenis er heel anders uitgezien.
Van Gogh tot Cremer – Nederlandse kunstenaars in Parijs, t/m 4 januari 2015 in Museum de Fundatie, Zwolle
Waardering: @@@@@@@@@@