Nieuws
De veelbesproken portretten van Marten Soolmans en Oopjen Coppit zijn vanaf 2 juli voor het eerst te zien in het Rijksmuseum. De toegang is op die dag voor iedereen gratis.
Rembrandt schilderde de huwelijksportretten in 1634 op 28-jarige leeftijd in Amsterdam. De meer dan twee meter hoge portretten verbleven vervolgens bijna 400 jaar in privébezit, eerst in Nederland en later in Frankrijk. Begin dit jaar kochten beide landen werden de portretten samen aan. Nooit eerder verwierven twee staten samen een kunstwerk. Elk betaalde 80 miljoen euro aan de Franse familie Rothschild.
Het Louvre mocht de schilderijen het eerst aan het publiek tonen. Sinds 10 maart hangen ze in het Parijse museum en daar blijven ze tot en met 13 juni. Vanaf 2 juli is Nederland aan het beurt. Tot en met 2 oktober krijgen Marten en Oopjen dan een ereplaats naast de Nachtwacht. Daarna gaat het Rijksmuseum ze restaureren in diens restauratieatelier.
Het is voor het eerst sinds 1956 dat de Rembrandts weer in Nederland te zien zijn. Ook in dat jaar hingen ze even in het Rijksmuseum. Na de restauratie toont het Nederlandse museum de portretten opnieuw drie maanden, waarna ze voor drie maanden naar Parijs verhuizen. Vervolgens zullen ze vijf jaar in het Rijksmuseum hangen en vijf jaar in het Louvre. Daarna schitteren ze om de acht jaar afwisselend in Amsterdam en Parijs.
Vanwege de minutieuze weergave van de rijke kostuums, de beweeglijkheid van de figuren en de genuanceerde lichtval rekenen experts de schilderijen tot Rembrandts topstukken. Ze zijn ook bijzonder omdat Rembrandt het echtpaar ten voeten uit schilderde. Het was in die tijd niet gebruikelijk dat niet adellijke personen zich zo lieten afbeelden. De schilderijen zijn Rembrandts enige levensgrote ten voeten uit geschilderde pendantportretten.