Wat hebben een vliegtuig, een schilderij van Rubens, een 1900 jaar oud beeld en een straatorgel met elkaar gemeen? Ze staan allemaal op een lijst van 100 topstukken die je gezien moet hebben in Brusselse musea. De #100Masters (ja, met hashtag) staan nog de hele zomer in de schijnwerpers.
Tekst en foto’s: Evert-Jan Pol
De campagne is een initiatief van de Brusselse Museumraad (BMR), de koepelorganisatie van de Brusselse musea. Ze wil daarmee het brede publiek ervan bewustmaken dat de Belgische hoofdstad heel veel mooie cultuur rijk is.
In mei lanceerde de BMR een Tinder-achtige website die de surfer moet verleiden tot een ‘date’ met een van de stukken. Net als in de datingapp kun je hier foto’s naar links (als je er niet veel mee hebt) of rechts (als je het stuk wel ziet zitten) swipen. Na enkele malen naar rechts swipen rolt er een match uit. En dan kan het daten beginnen. De match is geen willekeur, weet Pieter van der Gheynst van de BMR. Die is gebaseerd op eerdere keuzes van de bezoeker van de site.
De extra aandacht voor de vaste collectie van musea is nodig volgens de raad. Want musea investeren vaak veel tijd, geld en energie in tijdelijke tentoonstellingen, waardoor de waardevolle stukken uit hun vaste collecties onderbelicht blijven. Of zoals Van der Gheynst het uitdrukt: “Grote exposities zijn sexier dan de collectie”.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)
En daarom besloot de organisatie honderd ‘sexy’ topstukken honderd dagen lang in het zonnetje te zetten. “We willen eer doen aan de stukken die normaal niet veel aandacht krijgen. Voor de toerist is deze lijst een leuke guideline. Het nationale publiek ziet dat de musea buiten wisselende tentoonstellingen ook veel moois te bieden heeft in de vaste collectie. En voor de musea is dit een unieke manier om hun collectie op te waarderen.”
Van de 108 musea die Brussel telt (“meer dan Amsterdam”, lacht Van der Gheynst), doen er 41 mee aan de campagne. Elk museum stelt één of meer objecten voor die om wat voor reden dan ook waardevol zijn. De musea kozen niet altijd per se de mooiste stukken; belangrijker was dat ze bijzonder zijn.
Het Stripmuseum toont bijvoorbeeld de originele pagina waarop de wereldberoemde Smurfen voor het eerst hun intrede doen. Niet in een eigen verhaal, maar in het avontuur De fluit met zes smurfen uit de reeks Johan en Pirrewiet van de Belgische striptekenaar en -schrijver Peyo.
Ook de Chimú-offerdrager uit de collectie van het Jubelparkmuseum neemt een prominente plek in de stripgeschiedenis in. Hergé was er zo van onder de indruk dat hij er een heel album omheen maakte: Het gebroken oor. Kuifje gaat daarin op zoek naar het houten beeldje.
Zo verdient elke geselecteerd object een plek op de lijst van honderd meesterwerken. Het Bombardement van de Grote Markt in 1695 staat erop omdat het het enige schilderij is met dit onderwerp. Het hangt in het Museum van de stad Brussel, op diezelfde Grote Markt. En de klassieke auto Minerva uit 1929 (Autoworld) en het 17 jaar oudere vliegtuig Battaille (Legermuseum) kregen een notering omdat ze van Belgische makelij zijn. En dat is toch vrij speciaal, want bij auto’s en vliegtuigen denken we immers niet direct aan onze zuiderburen.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)
Maar zoals Van der Gheynst al zei, is de lijst een guideline, een richtlijn, die vooral bedoeld is om de bezoeker op het spoor te brengen van de vaste collectie. Een bezoeker die wellicht zelf honderd volstrekt andere topstukken zou kiezen. En de deelnemende musea vinden dat vermoedelijk geen enkel probleem. Zolang het publiek maar komt en ziet wat ze in huis hebben.
#100 Masters: 100 topstukken van de Brusselse musea, nog t/m 27 augustus in heel Brussel
Niet op de lijst, maar wel te zien: