Tijdens een verblijf in Italië in 1567 lieten Jacopo Strada en zijn zoon Ottavio zich allebei portretteren, de een door Titiaan, de ander door Tintoretto. De portretten waren jarenlang gescheiden, maar zijn nu weer even samen te zien in het Rijksmuseum.
Jacopo Strada was conservator van de verzamelingen van de Oostenrijkse keizer Maximiliaan II en trad ook op als kunstadviseur voor andere vorstenhuizen. In 1567 was de 51-jarige Jacopo in zijn geboorteland om kunstvoorwerpen te kopen voor de verzameling van Albrecht V van Beieren. Zijn achttienjarige zoon Ottavio reisde met hem mee.
Op hun reis bezochten ze onder meer Venetië, dat bekend stond als internationaal kunstcentrum. Als souvenir namen ze een portret van zichzelf mee naar huis, gemaakt door de twee beroemdste schilders van de stad.
Jacopo liet zich portretteren door Titiaan, met wie hij al eerder handel had gedreven. De schilder beeldde hem uit als een geleerde, in een studievertrek met boeken, antieke munten en beeldhouwkunst. Tintoretto schilderde Ottavio en plaatste hem naast een landschap, met daarin de ruïne van een antiek Romeins gebouw. Dit wijst op zijn interesse in architectuur. Later zou Ottavio in dienst treden van de keizer als specialist op het gebied van architectuur.
De twee portretten werden in de zeventiende eeuw van elkaar gescheiden. Dat van Jacopo kwam terecht in de keizerlijke verzamelingen in Wenen en behoort nu tot de topstukken van het Kunsthistorisches Museum in die stad. Ottavio’s portret bevond zich in de negentiende eeuw nog in de verzameling van de hertogen van Marlborough in Engeland, maar kwam in 1948 in het bezit van het Rijksmuseum.
Het portret van Jacopo is tot en met 22 september te gast in de Philipsvleugel van het Rijksmuseum, waardoor vader en zoon weer even herenigd zijn. Het is de eerste keer in bijna 350 jaar dat de twee portretten weer samen zijn.