Vingerafdrukken, spijkertjes, verbrijzeld glas, lege lijsten, voet- en kontafdrukken. Dat is wat de deelnemers aan een inbraaktocht door een donker Westfries Museum vonden op 9 januari. De speciale tocht vond plaats precies twaalf jaar na de roof van 24 zeventiende-eeuwse schilderijen en 70 stuks zilverwerk uit het museum in Hoorn.
De terugkeer van vijf gestolen en in Oekraïne terug gevonden schilderijen was de aanleiding voor de tocht. De vijf werken zijn in zo’n slechte staat dat de restauratie zeker 100.000 euro kost. Een grote crowdfundingsactie bracht 85.000 euro op. Als tegenprestatie mocht een aantal gulle gevers een inbraaktocht door een donker museum doen.
Gewapend met een zaklamp en een blacklightlamp waarmee onzichtbare UV-sporen zichtbaar worden, ging het gezelschap in kleine groepjes op zoek naar sporen. Ook ontmoetten ze personen die met de inbraak te maken kregen.
Onder wie conciërge Ben Olijve, de eerste die zag wat er aan de hand was. Hij vertelde zijn toehoorders dat hij zo overdonderd was toen hij de duizenden spijkertjes en lege schilderijenlijsten zag, dat hij het alarmnummer van de politie niet meer wist.
Toenmalig adjunct-directeur en conservator Carel de Jong vertelde over de verdwijning van een kostbare brandewijnschaal en een kardinaalskom, beide bruiklenen. Het had het museum jaren gekost om de eigenaar zover te krijgen de unieke stukken aan het museum in bruikleen te geven. De Jong ontdekte op de ochtend van 10 januari ook dat alle werken die hij langs ging met zijn rondleidingen waren verdwenen. “Mijn hele rondleiding was weg.”
Ook zijn collega-conservator Cees Bakker was zeer geraakt door de verdwijning van kostbare bruiklenen. Aanvankelijk was hij opgelucht dat er niets weg was van de tijdelijke tentoonstelling Gezichten op Noord-Holland (bijna allemaal bruikleen). Later kwamen de telefoontjes met de mensen van wie wél een werk in bruikleen was verdwenen. Het was een heidens karwei om in beeld te krijgen wat er van de bijna 30.000 stukken in het museum nu precies was verdwenen, vertelde Bakker. “Vooral omdat collega’s nog wel eens wat wilden verhangen, zonder dat direct te melden.”
Rechercheur Harrie Sijm vertelde de toehoorders over de kontafdruk en voetafdrukken van de dader die zich liet insluiten. Hij verstopte zich onder een zeventiende-eeuwse dodenbaar waar toen nog een kleed tot op de bodem reikte. De zaak heeft Sijm nooit losgelaten en hij blijft samen met kunstdetective Arthur Brand doorgaan met het onderzoek.
Laatstgenoemde trakteerde de bezoekers op spannende verhalen over zijn opsporingen in Oekraïne. Die begonnen in 2015 met zijn gesprekken in Kiev met een rebellenleider. Toen duidelijk werd dat de doeken zich in Oekraïne bevonden, maar dat de autoriteiten geen enkele moeite leken te doen om ze op te sporen, zocht het museum de publiciteit. Het keerpunt kwam volgens hem toen een Oekraïense onderzoeksjournalist zich met hulp van Brand in de zaak ging verdiepen en een uitgebreide televisiedocumentaire maakte.
De vijf teruggevonden doeken worden momenteel gerestaureerd. Daarna zijn ze vanaf 24 september weer in volle glorie te zien als onderdeel van een grote tentoonstelling over roofkunst. Die duurt tot en met 11 maart 2018.