0
0
Het Westfries Museum heeft een aanzienlijke erfenis gekregen. De eind vorig jaar overleden Frans le Cocq d’Armandville liet het museum in Hoorn honderden kunstvoorwerpen en een groot geldbedrag na.
In 2006 werd het museum gebeld door Le Cocq d’Armandville. Hij vertelde dat hij over een aantal kunstvoorwerpen beschikte die hij mogelijk aan het museum wilde nalaten. Kort daarna inventariseerden medewerkers van het museum samen met Le Cocq honderden voorwerpen, waaronder meubels, porselein, zilver en schilderijen, merendeels uit de achttiende en negentiende eeuw. Bij de schilderijen waren werken van grote schilders uit de Haagse school als Josef Israëls, Anton Mauve en George Hendrik Breitner.
Een aanzienlijk deel van zijn collectie schonk hij reeds bij leven aan het museum. In de loop der jaren was een innige band met het museum en Hoorn ontstaan, ook al omdat de moeder van Le Cocq ooit in Hoorn had gewoond. Op 25 december 2016 overleed Le Cocq d’Armandville op 94-jarige leeftijd in zijn woonplaats Heemstede. Hij was de laatste in de familielijn.
Bij opening van het testament bleek dat Frans Le Cocq het Westfries Museum had benoemd tot enig erfgenaam. Tot grote verrassing van het museum bleek de nalatenschap niet alleen te bestaan uit kunstvoorwerpen, maar ook uit een zeer groot geldbedrag. Hiermee moet het museum een speciaal fonds oprichten. De jaarlijkse opbrengsten van het fonds (geschat op ongeveer 17.000 euro) mag het museum besteden aan aankoop, restauratie en presentatie van de collectie.
“We wisten dat de heer Le Cocq ons zaken wilde nalaten, maar dit grote geldbedrag was echt een geweldige verrassing”, aldus directeur Ad Geerdink. “Daar kan je als klein museum met een kleine staf en heel beperkte budgetten alleen maar van dromen. Het betekent een welkome versterking van de financiële capaciteit van het museum.”
“Op dit moment bedraagt ons jaarbudget voor aankopen circa 20.000 euro. In de praktijk betekent dit dat als we iets willen aankopen, er altijd aanvullende fondsen nodig zijn. Datzelfde geldt voor grotere restauraties, zoals die van vijf van onze gestolen en in Oekraïne teruggevonden schilderijen.”
