Recensie
“Het was weer tijd voor Pyke”, noemt een woordvoerster van het Centraal Museum als reden voor de grote tentoonstelling over Pyke Koch. En meer motivatie heeft een museum in Utrecht natuurlijk ook niet nodig om stil te staan bij een van de grootste kunstenaars die die stad in de twintigste eeuw voortbracht.
Tekst en foto’s: Evert-Jan Pol
Pyke Koch (1901-1991) was niet onomstreden. Na de Tweede Wereldoorlog mocht hij een jaar lang niet exposeren omdat hij zich schuldig had gemaakt aan collaboratie met de Duitsers. Hij had postzegels ontworpen met Germaanse symbolen, in opdracht van de door de bezetter gecontroleerde PTT.
De straf, een tijdelijk beroepsverbod, zegt iets over de ernst van de collaboratie. Hij hoefde niet de gevangenis in, want zijn misdragingen beperkten zich tot het maken van kunst voor de vijand. Moreel gezien wellicht afkeurenswaardig, maar toch bepaald geen halszaak.
Koch is nu daarom vooral bekend om zijn kunst. Kunst met een heel eigen gezicht. Sommige van zijn vrouwen bijvoorbeeld, zijn vaak heel herkenbaar als Kochs. Met hun grove gelaat en mannelijke trekjes. De Vrouwen in de straat uit het gelijknamige schilderij voldoen niet aan het schoonheidsideaal. Toch is het een prachtig werk, en misschien juist wel daarom.
Niet iedereen dacht daar zo over; Kochs vrouwen werden lelijk bevonden. In de jaren 30 beklaagde hij zich hierover in een brief aan dichter en criticus Jan Engelman, in de hoop dat deze het een en ander recht zou kunnen zetten.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)
“Ze noemen de laatste vrouwen die ik schilderde, beestachtig, verloederd, verloren wezens, niet volwaardig etc. – ik begrijp niet dat een mensch ’t lieflijke en de kracht in deze gezichten, ’t zachtmoedige, wat er voor mij duimendik op ligt, bij wijze van zeggen niet kan of wil zien. Is dat omdat liefelijkheid en zachtmoedigheid in hun oogen hooren gepaard te gaan, hooren te stralen uit een wat dom en wat aesthethisch, argeloos en liefst nog maagdelijk gezicht, terwijl ’t hier nu eens min of meer ‘hard boiled’ wijven zijn?”
De kunstenaar kreeg meer dan eens kritiek te verduren op zijn creaties. Nocturne uit 1930 veroorzaakte zelfs een heus schandaal. Het afgebeelde urinoir was namelijk een ontmoetingsplaats voor mannen. En op homoseksualiteit rustte in die tijd nog een levensgroot taboe.
Koch speelde vaker met dat thema. Museum MORE kocht vorig jaar het werk Rustende schoorsteenveger, uit 1936 (geen onderdeel van de expositie. Het titelpersonage heeft een blauw bloempje in zijn hand. Die bloem kan een verwijzing zijn naar l’amour bleu, de liefde voor mannen onder elkaar. En de schoorsteenveger zelf staat in de schilderkunst al eeuwen symbool voor mannelijkheid én homoseksualiteit. Koch schilderde in totaal drie schoorsteenvegers, waarvan er in de tentoonstelling twee te zien zijn.
Veel van Kochs schilderijen zijn een tikkeltje mysterieus. Op het eerste gezicht lijken de voorstellingen ‘gewoon’, na een tweede blik vallen elementen op die er toch niet geheel passen. Rustende slaapwandelaarster III toont een slapende vrouw op een grasveld. Tot zover niet heel vreemd. Maar wat doet die naaimachine daar?
Koch was een magisch realist, die in zijn schilderijen een eigen wereld creëerde. Net als Carel Willink en enkele andere collega’s, van wie ter vergelijking ook werk te zien is. Als kunstenaar én als mens ging hij zijn eigen weg, wat hem niet altijd in dank werd afgenomen. De fijne en – met teksten en videomateriaal – goed gedocumenteerde tentoonstelling gaat hier op in, maar laat bovenal zien dat Pyke Koch een groot schilder was, die inderdaad wel weer eens een overzicht verdiende.
De wereld van Pyke Koch, t/m 18 maart 2018 in het Centraal Museum, Utrecht
Waardering: @@@@@@@@@@