Recensie
De tentoonstelling Barbizon van het Noorden in het Drents Museum stond al sinds de opening op mijn nog-te-bezoeken-lijstje. Als geboren en getogen Drent was ik erg benieuwd hoe kunstenaars vroeger de provincie waar ik de eerste 23 jaar van mijn leven woonde in beeld brachten. Heel fraai, luidt het antwoord.
Tekst en foto’s: Evert-Jan Pol
Drenthe staat bekend om haar prachtige en nog redelijk ongerepte natuur. Dit beeld van de noordelijke provincie ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw, toen de eerste kunstenaars het mooie Drentse landschap ontdekten.
De uitvinding van de verftube rond 1840 maakte het schilders een stuk makkelijker om buiten te werken. Het dorpje Barbizon in Frankrijk was de eerste plek waar kunstenaars zich verzamelden om de natuur vast te leggen. In Nederland vervulde Drenthe eenzelfde rol, met kunstenaarsdorpen als Zweeloo, Rolde en Vries. De schilders raakten daar onder de indruk van het ruige Drentse landschap, dat in de streektaal ook wel de olde landschap heet.
Als je iemand vraagt wat typisch Drents is, zal diegene naast Assen, Bartje en de TT waarschijnlijk hunebedden, bos, heide en schaapskuddes noemen. Er lijkt niet veel veranderd, want de kunstenaars die tussen 1850 en 1950 naar de provincie afreisden, kwamen daar ook al voor de laatste vier kenmerken – de TT en Bartje bestonden nog niet.
Al deze aspecten en meer komen langs in wat je gerust één grote reclamecampagne voor Drenthe zou kunnen noemen. Kleurrijke hunebedden, idyllische plaatjes van op het land of in de stal werkende boerinnen en rustgevende voorstellingen van grazende koeien en schapen doen verlangen naar een fikse wandeling door de Drentse natuur. Zelfs ik als Veen-Drent (iemand wiens wieg stond in wat ooit moeras was) raakte steeds enthousiaster.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)
Het relatief woeste landschap trok enkele nu klinkende namen naar Drenthe. De bekendste is zonder twijfel Vincent van Gogh, van wie het Drents Museum twee ‘Drentse’ schilderijen bezit. Eind vorig jaar kocht het samen met het Van Gogh Museum nog het werk Onkruid verbrandende boer uit 1883. In de tentoonstelling hangt datnaast Van Goghs De Turfschuit uit datzelfde jaar. Hoewel deze twee stukken zeker niet hadden mogen ontbreken, vind ik ze enigszins uit de toon vallen, omdat ze zo donker zijn. De meeste andere schilderijen zijn licht en optimistisch.
Een andere grootheid die de provincie bezocht, was Jozef Israëls. “Ik wil een Madonna schilderen, eene Drentsche Madonna, vertelde hij in 1892 aan een journalist. “Het moet iets bepaald moois, iets aantrekkelijks worden.” Een jaar later was het schilderij af. Hoewel de kunstenaar er naar eigen zeggen niet naar verwees, heeft de voorstelling heel toepasselijk iets weg van het wapen van Drenthe. Daarop zit Maria, met Jezus op haar linkerknie. De Drentse Madonna, een boerin, is met haar dochter afgebeeld in een vergelijkbare houding.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)
De Haagse Julius van de Sande Bakhuyzen was blijkbaar wel heel gecharmeerd van Drenthe. Hij is opvallend goed vertegenwoordigd in de tentoonstelling. “Drenthe is eigenlijk een groot openluchtmuseum”, schreef hij in 1912 aan zijn vriend Geert Jannes Landweer, amateurfotograaf en -historicus. “En gij moet daarvan conservator zijn.” De kunstenaar wilde iedereen overtuigen van de schoonheid van Drenthe.
Hij deed dat met verve en ook zijn collega’s van wie in de expositie werk hangt, tonen zich goede ambassadeurs voor Drenthe. Zelf maakte ik een dag na mijn bezoek – wellicht onbewust geïnspireerd – een wandeling door een schattig natuurgebiedje in de buurt van mijn ouderlijk huis. Ik kan kunstenaars van nu van harte aanbevelen om Drenthe te bezoeken voor de nodige inspiratie. Want de provincie is nog steeds schilderachtig mooi.
Barbizon van het Noorden – De ontdekking van het Drentse landschap 1850-1950, t/m 13 september in het Drents Museum, Assen
Waardering: @@@@@@@@@@