Recensie
Bloemen houden van mensen, zo luidt de bekende reclameslogan. Die liefde is wederzijds, en dat al vele jaren. Ook kunstenaars zijn niet vies van een boeketje meer of minder. Zeker in de zeventiende eeuw waren bloemen een favoriet onderwerp, getuige de tentoonstelling In volle bloei, waarmee het Mauritshuis zijn tweehonderdste verjaardag viert.
Tekst en foto’s: Evert-Jan Pol
Leest u de site graag en heeft u wel een zakcentje over voor een arme schrijver? Klik dan op de knop ‘doneren’.
Het jubilerende Mauritshuis staat deze dagen in het teken van bloemen. Het is al één groot fleurig feest buiten op het plein, waar een veelkleurige bloemenzee mij van harte welkom heet. De honderden rozen, tulpen en andere bloemen brengen mij direct in de juiste stemming.
Het bloemstilleven is een populair genre in de schilderkunst, maar dat was niet altijd zo. Schilderijen met boeketten van vóór 1600 zijn op één hand te tellen. Hans Memling schilderde rond 1485 op de achterkant van een portret een vaasje met daarin enkele bloemen en hij was daarmee zijn tijd ver vooruit. Pas na 1600 kwam het genre bloemstilleven echt tot bloei.
Het ontstaan ervan hing nauw samen met de groeiende botanische interesse. Steeds meer mensen gingen zich bezig houden met het wetenschappelijk bestuderen van flora en fauna. Teksten over planten en bloemen gingen vergezeld van door levensechte afbeeldingen. Joris Hoefnagel en Jacques de Gheyn waren twee kunstenaars die dergelijke miniaturen tekenden. Hun werk was van grote invloed op de pioniers van het bloemstilleven in de vroege zeventiende eeuw.
De eerste schilder die zich exclusief op het bloemstilleven toelegde, was Ambrosius Bosschaert de Oude (1573-1621) Omstreeks 1618 schilderde hij een enorm boeket in een nis: Vaas met bloemen in een venster. Hoewel het een prachtig boeket is, zou het in het echt nooit hebben kunnen bestaan. De dertig verschillende bloemen bloeien namelijk niet gelijktijdig. De compositie is ook niet heel realistisch. Alle bloemen zitten aan de voorkant, waardoor de vaas in werkelijkheid meteen zou omvallen. Bovendien zou de bovenste bloem een onmogelijk lange steel moeten hebben om boven de rest uit te komen.
In de beginperiode van het bloemstilleven (1600-1630) ging het de kunstenaars dan ook meer om de schoonheid van bloemen dan om realisme. De meeste schilders maakten gedetailleerde fantasieboeketten en besteedden aan elke bloem de uiterste zorg. Hoe meer soorten en hoe zeldzamer, hoe beter.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)
Na 1630 kwam hier verandering in. Het publiek vond het steeds belangrijker dat een geschilderd boeket er zo realistisch mogelijk uitzag. Een van de eersten die wat meer waarheidsgetrouwe boeketten schilderde, was Hans Bollongier (ca. 1600-1672/75). Zijn Stilleven met bloemen uit 1639 is bijvoorbeeld ‘rommeliger’ dan de boeketten van zijn voorgangers, waardoor het veel echter lijkt.
In de tweede helft van de zeventiende eeuw werden bloemstillevens ware spektakelstukken, compleet met horloges, mooie marmeren tafels en allerlei insecten en andere dieren. Op schilderijen van Willem van Aelst, Jan Davidsz de Heem en Abraham van Beyeren exploderen de vazen bijna van de bloemen, zo vol zitten ze. Op de tafels liggen bloemen die uit de vazen vielen. Hun bloemstillevens zijn weldadig en een lust voor het oog.
(Tekst gaat verder onder de foto’s)
Dat laatste geldt overigens voor de meeste werken in deze fleurige jubileumtentoonstelling van het Mauritshuis. Met prachtige schilderijen vol kleurexplosies laat het museum de ontwikkeling van het bloemstilleven zien, een genre waarmee ook enkele vrouwelijke kunstenaars veel succes oogsten. Onder anderen Rachel Ruysch (1665-1750) en Clara Peeters wisten de bloemenpracht magnifiek vast te leggen. De feestelijke vazen vol bloemen zijn een prachtig geschenk voor het jarige museum en zeker ook voor diens bezoekers.
In volle bloei, t/m 6 juni in het Mauritshuis, Den Haag
Waardering: @@@@@@@@@@