Recensie
Als ik zeg ’twaalf ambachten, dertien ongelukken in een matrozenpakje’, wat zegt u dan? Het zal me niet verbazen als het antwoord Donald Duck is. Menigeen is immers opgegroeid met deze opvliegende eeuwige pechvogel, want zijn gelijknamige vrolijke weekblad bestaat al zeventig jaar. Ter gelegenheid van dit jubileum neemt Stripmuseum MoCA diens bezoekers mee naar Duckstad.
Tekst en foto’s: Evert-Jan Pol
Leest u de site graag en heeft u wel een zakcentje over voor een arme schrijver? Klik dan op de knop ‘doneren’.
Donald Duck (voluit Donald Fauntleroy Duck) maakte zijn debuut op 9 juni 1934 in de korte tekenfilm The Wise Little Hen. Sindsdien trad hij op in talloze tekenfilms en is hij een graag geziene gast in enkele pretparken. En in vier landen heeft de inmiddels hoogbejaarde eend zelfs een eigen tijdschrift. Opmerkelijk genoeg is Amerika er daar niet één van. In het land van herkomst heeft Donald Duck geen eigen blad. De drie anderen landen waar de immer jeugdige eend avonturen beleeft in zijn eigen weekblad zijn Denemarken, Noorwegen en Zweden.
Donald Duck begon zijn tijdschriftloopbaan in Zweden en Noorwegen, waar sinds 1948 respectievelijk de weekbladen Kalle Anka & Co en Donald Duck & Co verschijnen. In 1949 volgde Denemarken met Anders And & Co. Dat hele volksstammen Nederlanders ook zijn opgegroeid met de Donald Duck hebben we te danken aan het Deense Gutenberghus (tegenwoordig Egmont). De uitgever van de drie Scandinavische bladen stelde aan uitgeverij De Geïllustreerde Pers voor om ook in Nederland een aan Donald Duck gewijd blad uit brengen. De eerste editie verscheen op 25 oktober 1952.
De link tussen de Deense en Nederlandse versie bestaat tot op de dag van vandaag. Onderling wisselen de twee bladen regelmatig verhalen uit. In de tentoonstelling hangt bijvoorbeeld een door Bas Heymans (tekeningen) en Henk Roede (tekst) gemaakt stripje over Gijs Gans uit 2018 dat ook in de Anders And & Co verscheen.
De Donald Duck is afgezien van de Deense bijdrage een volledig Nederlands blad, leert de expositie. In de begindagen nam de uitgever nog wel verhalen uit Amerika over – getekend door Carl Barks, de oorspronkelijke tekenaar van Donald Duck – maar tegenwoordig zijn vrijwel alle strips van Nederlandse makelij. En de figuren kwamen ook lang niet allemaal uit de Disney-stal, maar waren vaak ook typisch Nederlands. Lezers konden er ook de avonturen van onder anderen straatschoffie Kruimeltje, kabouter Douwe Dabbert met zijn magische knapzak en Tom Poes volgen. En zelfs Pipo de Clown kwam voorbij.
Tegenwoordig zijn alle verhalen in stripvorm, maar ook dat was in de beginjaren niet altijd het geval. In de jaren 60, 70 en 80 was er ook ruimte voor verschillende voorleesverhalen, steeds wel geïllustreerd met een tekening. Zo maakten Hans G. Kresse (tekeningen) en Allard Schröder (tekst) speciaal voor de Donald Duck een bewerking van Rip Van Winkle, een kort verhaal van Washington Irving uit 1819. Dit gaat over een Nederlandse Amerikaan, die op een dag een wandeling door de bergen maakt en daar allerlei andere mysterieuze Nederlandse Amerikanen ontmoet.
De vrolijke tentoonstelling over het vrolijke weekblad laat zien dat er in de afgelopen zeventig jaar veel veranderde aan de Donald Duck. Gelukkig bleef de titeleend al die tijd hetzelfde. Die loopt nog steeds half naakt van baan tot baan, waarbij hij steevast alles in het honderd laat lopen. Dit tot groot genoegen van vele lezertjes en lezers, want Donald Duck valt in de smaak bij jong en oud. Datzelfde geldt voor deze zeer vermakelijke en ook erg leerzame expositie.
Donald Duck, al 70 jaar een Vrolijk Weekblad, t/m 30 oktober in Museum of Comic Art, Noordwijk
Waardering: @@@@@@@@@@