De heropening van het Stedelijk Museum staat gepland voor de tweede helft van dit jaar. In de vaste opstelling bevinden zich dan enkele werken van de Frans-Russische kunstenaar Marc Chagall (1887-1985). Op dit moment bevinden drie Chagalls zich in het restauratieatelier, waar ze onder handen worden genomen.
Eén daarvan is het Zelfportret met zeven vingers. Chagall schilderde dit in 1912-1913, kort na zijn verhuizing van Rusland naar Parijs. Op het doek is de schilder bezig aan een voorstelling met een melkmeisje en een koe. Al schilderend denkt hij aan zijn geboortedorp Vitebsk, getuige het wolkje boven zijn hoofd.
Chagall beeldt zich in dit kleurrijke schilderij uit als gevangen tussen twee werelden, door bovenin het doek in het Hebreeuws ‘Parijs’ en ‘Rusland’ te schrijven. Verder valt op dat zijn linkerhand zeven vingers telt, een symbolisch aantal. Het nummer zeven was van persoonlijke betekenis voor hem, omdat hij in 1887 was geboren op de zevende dag van de zevende maand.
In het verleden is Chagalls Zelfportret met zeven vingers tijdens een restauratie behandeld met een laag vernis en aan de achterzijde bedoekt. Het mengsel van was en hars dat gebruikt is om de twee doeken te verbinden, is deels aan de voorzijde op de verflagen terecht gekomen. De vernislaag is donker en grauw verkleurd, evenals de resten washars. De Hebreeuwse letters bovenin het schilderij waren hierdoor niet meer goed leesbaar en subtiele verschillen in glanzende en matte kwaststreken waren verdwenen. Door de vernislaag en resten washars van de verflaag te verwijderen, komen de heldere kleuren weer tevoorschijn.
De behandeling van het doek gebeurt in goed overleg met de bruikleengever, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, voorheen ICN. Ook twee andere werken van Chagall, Moederschap en Synagoge te Safad, Israël, worden behandeld.