Recensie
Floris Verster (1861-1927) groeide rond 1888 uit tot een van de belangrijkste schilders van de avant-garde in Nederland. Hij was niet bang voor een experiment. Zijn idee van een bloemstilleven was bijvoorbeeld een rauw beeld van stervende planten (Bloemen en planten, uit 1888). Een overzicht van zijn werk is te zien in Museum De Lakenhal, waar zijn jongere broer Cees ooit nog conservator was.
Dat Verster een echte avant-gardist was, bewees hij rond 1893 nogmaals, door abrupt te stoppen met schilderen en zich te storten op waskrijt. Hij toonde zich een ware meester in deze techniek, getuige enkele juweeltjes op de expositie. Dat hij bijzonder zorgvuldig te werk ging, bewijst het ‘drieluik’ Dorpshuis te Borger (1902/03), bestaand uit twee studies – een potloodtekening en een olieverfschilderij – en de uiteindelijke waskrijttekening. In de studie in potlood richtte hij zich op de details en de olieverfschets maakte hij voor de juiste kleurverdeling.
Verster wordt gerekend tot de Beweging van Tachtig, in 1885 opgericht door Albert Verwey, Willem Kloos en andere jongere schrijvers. Kunst moest volgens hen niet stichtelijk zijn, maar, naar de woorden van Kloos, “de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie”. Ook beeldend kunstenaars zochten aansluiting bij de groep, onder wie Georges Hendrik Breitner (1857-1923). Deze, Versters docent op de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag, introduceerde de Leidse kunstenaar bij de Tachtigers.
De tentoonstelling in De Lakenhal heet Floris Verster & Albert Verwey, hoewel de gedichten van laatstgenoemde slechts spaarzaam aan bod komen. Meer aandacht is er voor andere schilderende Tachtigers, zoals Menso Kamerlingh Onnes (1860-1925). Een betere titel was wellicht Floris Verster en de Beweging van Tachtig geweest.
Floris Verster & Albert Verwey, t/m 12 augustus in Museum De Lakenhal, Leiden
Waardering: @@@@@@@@@@