Nieuws
Roddelbladen bestonden niet in de zeventiende eeuw, maar dat betekent niet dat er niet naar hartenlust werd geroddeld. Het Westfries Museum duikt in een nieuwe expositie in de roddelcultuur van de Gouden Eeuw. “Al gehoord dat die admiraal aan dek zit te breien?”
Meer dan tegenwoordig had het roddelen in de Gouden Eeuw een informatiefunctie. Voor velen was het een manier om aan informatie te komen. Kranten en bladen bestonden nog niet. En dus was er een markt voor nieuwtjes. En daarvoor gold een ijzeren wet: des te sensationeler het verhaal en bekender de hoofdpersoon, des te beter verkocht het.
Sommige schrijvers, zoals de Amsterdammers Mattheus Tengnagel en Jan Zoet, waren heuse riooljournalisten, of drekpoëten. Zij publiceerden gedichten waarin de seksuele escapades van de Amsterdamse elite uit de doeken werd gedaan.
De populairste roddels uit de Gouden Eeuw komen in de tentoonstelling in negen categorieën aan bod. Als gids fungeert De luistervink, de dienstmeid op het gelijknamige schilderij van Nicolaas Maes. Overal waar zij te zien is, deelt zij een vette roddel met Nieuwsgierig Aagje, die andere spreekwoordelijke roddelaarster. Deze heeft overigens echt bestaan.
Één verhaal krijgt extra aandacht, omdat er indertijd zoveel over geroddeld is. Willem de Bont, schout van Leiden, was zó gek op zijn hond, dat hij hem na diens overlijden officieel liet begraven. Compleet met condoleance, rouwstoet en begrafenisdiner waarbij alle Leidse notabelenaanwezig waren. Dit tot groot leedvermaak van de rest van Nederland. Joost van den Vondel maakte er verschillende hekeldichten op en schilder Jan Miense Molenaar legde de affaire met veel leedvermaak op doek vast.
Roddel en Achterklap uit de Gouden Eeuw, 1 december 2012 t/m 10 maart 2013 in het Westfries Museum, Hoorn