In 42 Nederlandse musea bevindt zich kunst die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog mogelijk door de nazi’s is gestolen van hun Joodse eigenaren. Dit blijkt uit jarenlang onderzoek van die musea. Dat schrijft dagblad Trouw vandaag.
Onder de werken bevinden zich bijvoorbeeld Salomé met het hoofd van Johannes de Doper van Jan Adam Kruseman, uit het Rijksmuseum en Hans Memlings De Bewening in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Ook een aquarel van Wassily Kandinsky in het Stedelijk Museum is vermoedelijk geroofd in de oorlog.
In totaal zou het gaan om zeker 170 kunstobjecten, waaronder schilderijen en sculpturen. Sommige bestaan uit meerdere delen, zoals een groep tekeningen of aardewerk.
Op de website Museale Verwervingen vanaf 1933 staat een compleet overzicht van alle stukken die mogelijk zijn geroofd. Bij elk werk staat beschreven waaorm er twijfel is over de herkomst. Bij Salomé met het hoofd van Johannes de Doper staat bijvoorbeeld: “De herkomst van dit schilderij is niet helder, omdat het onbekend is wie dit schilderij heeft ingebracht op de veiling bij Fred. A. van Braam in 1943”.
De kans bestaat dus dat het is geroofd is door de nazi’s, maar zeker is dat niet. Nader onderzoek zou daar meer duidelijkheid over moeten geven.
Van het schilderij Willem II te paard van Henri Auguste d’Ainecy comte de Montpezat uit de collectie van Paleis Het Loo is wel zeker dat het is geroofd. Dat behoorde namelijk tot de geconfisqueerde collectie van de joodse fotograaf H. Fraenkel in Amsterdam.
Het doel van deze lijst is de eigenaren te vinden en, zo nodig het werk terug te geven.